Skip to content

Oefenen met taal voor groep 8

Beantwoord de volgende 30 vragen en klik dan onder op de webpagina op Toets nakijken.

De toetsvragen:

1.

In welke persoonsvorm tijd zit een fout?


2.

Bij welke zin staat er een woord op de verkeerde plaats?


3.

Bij welke zin moet je nog iets invullen op de stippellijn?


4.

Verbeter de volgende zin. Hij is erg klantenvriendelijke man.


5.

Veel woorden eindigen op een ee-klank. Je schrijft ee of é.

Ontdek de fout.


6.

Welke zin is helemaal goed?


7.

Maak van deze zin een kloppende zin met een vorm van worden.

Ik breng de boeken naar de bibliotheek.


8.

Vervang de onjuiste leestekens door de juiste in deze zin.

Ik heb besloten, ik ga mee naar schiermonnikoog?


9.

Bij welk van de volgende woorden kun je het woord magere niet gebruiken?


10.

Van de vier woorden is er één fout geschreven, welke?


11.

Vier woorden met een ch.
Welk woord is fout geschreven?


12.

Wat is het tegengestelde van ’recht’?


13.

Wat vul je in op de open plaats?

Ik ga naar de bank, want ... op vakantie. Daar heb ik veel zin in.


14.

Welk woord past niet goed bij de rest?


15.

Welke zin is niet compleet?


16.

Welk woord is fout geschreven?


17.

Zoek de juiste zin.


18.

Wat kun je het beste weglaten in onderstaande zinnen?

Wees op je hoede. Het is een gevaarlijke weg, dus je moet op je hoede zijn en opletten.


19.

Zet deze zinnen in de juiste volgorde.

1. Ik heb een hond.
2. Hij houdt erg van kinderen.
3. Zijn naam is Bruno.
4. Ook speelt hij graag met zijn kluif.


20.

Wat zou je veranderen in het woord vrontlijn?


21.

De volgende woorden schrijf je altijd met een hoofdletter. Eén is er fout; welke?


22.

Welke zin klopt niet?


23.

In welk woord kun je oei invullen?


24.

Zoek de zin met het goede voltooid deelwoord van het werkwoord bevriezen.


25.

Lees het verhaaltje van de oude vrouw. Maak dan van deze ene zin twee zinnen.

De oude vrouw werd voor gek verklaard toen ze op haar 98e nog mee wilde doen met de avondvierdaagse.


26.

Wat zegt Klarinske precies?

Klarinske zegt dat er een groot tekort aan leraren is op haar school.


27.

Welk woord krijgt nog een extra medeklinker als je het verkleint?


28.

Welk woord schrijf je in het meervoud met alleen een -s erachter?


29.

Welke zin valt jou het meeste op?


30.

Kies het goedgeschreven woord.


Aanbevolen bij deze toets:

Oefenen met taal voor groep 8

De Visual Steps-boeken

Direct aan de slag / Stap-voor-stapinstructies / Begrijpelijke inhoud