Skip to content

Oefenen met rekenen voor groep 7

Beantwoord de volgende 30 vragen en klik dan onder op de webpagina op Toets nakijken.

De toetsvragen:

1.

bouwsel

Welke plattegrond past bij dit bouwsel?


2.

tijd_digitaal_9

Hoe laat is het op deze klok?


3.

inhoud

De maatbeker is gevuld tot de hoogte van de pijl.
In de maatbeker zit ...


4.

48 x 75 =


5.

gewichtsmaten

2250 hg = ...


6.

kubus

Je ziet hier een kubus. Alle ribben van een kubus zijn even lang. De inhoud van deze kubus is 1000 cm³.
Wat is de oppervlakte van een van de zijden?


7.

Schrijf 0,2 als breuk.


8.

394 958 - 394 985 - 394 589 - 394 859
Zet de getallen in volgorde van groot naar klein.


9.

Een treinkaartje van Aardenstein naar Vlugburgh kost € 46.
De afstand is 220 km.
Wat kost de reis per km? Rond je antwoord af.


10.

inhoudsmaten

36 cm³ = ...


11.

Elk jaar zwerven grote kuddes gnoes en zebra’s over de Afrikaanse vlakte. Vroeger waren het soms wel 1 000 000 dieren bij elkaar. Tegenwoordig is hun aantal met 30% afgenomen.
Hoeveel dieren zijn er nu?


12.

In veel supermarkten vinden ze deze muntjes maar lastig. Daarom gebruiken ze die liever niet. In plaats daarvan ronden ze de bedragen af op stuivers. De klant betaalt dan soms iets te veel, of soms iets te weinig. Op mijn kassabon staat € 73,88.
Wat moet ik betalen?


13.

Karel en zijn vrienden hebben samen een bedrag aan geld. Karel heeft € 8 en dat is het deel.
Hoeveel hebben ze samen?


14.

In onze keuken komt een nieuw aanrechtblad.
Wat moet de keukenboer berekenen als hij wil weten hoe groot het blad moet zijn?


15.

blokjes

Stel, er passen 6 kleine blokjes in de hoogte en de breedte van de doos en 12 in de lengte.
Hoeveel blokjes passen er dan in de doos?


16.

1000 – 295 =


17.

Auto’s en brandstofverbruik

De Mercedes van de heer Gerritsen – 200 km op 9 liter.
De Renault van mevrouw Tuinstra - 300 km op 15 liter.
De Toyota van de heer Florisse – 250 km op 12 liter.
Welke auto rijdt het zuinigst?


18.

pijlen

Welke getallen zet je bij de pijlen?


19.

Hoeveel weken zitten er in 6 jaar?


20.

Als ik van 100 tientallen 3 honderdtallen aftrek, hoeveel tientallen houd ik dan over?


21.

30,05
Wat is het verschil tussen de 3 en de 5?


22.

delen

Jan wil graag een spelcomputer. Hij krijgt van beide oma’s geld voor zijn verjaardag. Van oma Jansen krijgt hij  deel en van oma Klazema [1^3] deel.
Welk deel heeft hij nu al?


23.

De verhuizer liet de doos met het servies vallen. 24 van 36 schoteltjes waren kapot.
Welk percentage hoort hier bij?


24.

Als ik de oppervlakte meet van de afstandsbediening van de tv, gebruik ik ...


25.

Blokken_bouwsels_4

Het vierkantje met de cijfers is de plattegrond, de rode kant is het vooraanzicht, paars het zijaanzicht.
Welk antwoord hoort bij deze figuur?


26.

analoog_digitaal_2

De wekker geeft de tijd aan.
Op welke klok zie je dezelfde tijd?


27.

Steven, Jan, Piet, Henk, Frans en Karel mogen samen 73 knikkers verdelen.
Hoeveel knikkers blijven er over?


28.

660 + 198 =


29.

weegschaal

Welk gewicht wijst de weegschaal aan?


30.

Op de kassabon staat € 1,56. Moeder geeft € 2.
Wat krijgt ze terug?


Aanbevolen bij deze toets:

Oefenen met rekenen voor groep 7

De Visual Steps-boeken

Direct aan de slag / Stap-voor-stapinstructies / Begrijpelijke inhoud