Skip to content

Oefenen met taal voor groep 7

Beantwoord de volgende 30 vragen en klik dan onder op de webpagina op Toets nakijken.

De toetsvragen:

1.

1. Vandaag - ze is niet zo lang meer met vakantie - wil ze proberen een vrouw of een kind te strikken.
2. Ze heeft een portemonnee vol kleine geldstukken, waarmee ze haar tekenmodel wil lokken.
3. Ze wacht een half uur, een uur. Geen succes.
4. Net als ze het wachten heeft opgegeven en haar tekenmateriaal bij elkaar wil pakken, komt er een man langs, een echte Griekse bergbewoner.
5. Het meisje zet haar tekenmateriaal onder een boom en wacht.
6. Het is een lange, magere vent.

Zin 1 is niet de echte eerste zin; welke wel?


2.

Het was hartje zomer; de zon scheen hoog boven de uitgestrekte bossen en dwong alle bewoners van de camping de schaduw op te zoeken.
Wiebe en Peter - tijdelijk buurjongens - kwamen net uit het zwembad.
In hun zwembroek liepen ze langs het publicatiebord, dat aan de muur van de recreatiezaal hing.
Ze lazen: ’Vanavond dropping voor jongens en meisjes van 16 jaar en ouder. 22.30 uur verzamelen bij het administratiegebouw. Opgeven bij de kampleiding.’
Wiebe en Peter hadden best zin om mee te doen en gingen zich opgeven bij de kampleider.
’s Avonds om half elf - het duurde lang voordat het donker was - kwam een gesloten vrachtauto de camping oprijden.
De jongens en meisjes stapten achterin de grote auto, de deuren gingen dicht en men vertrok 5 minuten later met 26 deelnemers.
In de vrachtauto was het aardedonker.
Alleen door de ventilatieroosters in het dak vielen zo nu en dan lichtstralen van een straatlantaarn.
Na een half uur rijden moesten de eerste mensen de auto verlaten.

Uit dit verhaaltje blijkt dat...


3.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


4.

Welke van de scheefgedrukte woorden is niet de persoonsvorm?


5.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


6.

Het vlot trekken van het Nederlandse schip Artemis dat maandagochtend in Frankrijk vastliep, is mislukt.
Dat meldde de rederij Masus Shipping, beheerder van de 90 meter lange coaster gisteravond.
Vanochtend wordt tijdens vloed een nieuwe poging gedaan.

Waarover gaat het in deze tekst?


7.

In welke zin wordt het scheefgedrukte woord verkeerd gebruikt?


8.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


9.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


10.

In welke zin wordt het scheefgedrukte woord verkeerd gebruikt?


11.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


12.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


13.

Welke van de scheefgedrukte woorden is niet de persoonsvorm?


14.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


15.

In welke zin wordt het scheefgedrukte woord verkeerd gebruikt?


16.

Nederlandse fruittelers hebben in 2017 een recordhoeveelheid peren geoogst: 260 miljoen kilo.
Dat is 17 procent meer dan een jaar eerder.
De groei werd onder meer veroorzaakt doordat er meer peren per boom werden geplukt.
Welke titel past het beste bij deze tekst?


17.

Voor een museum hoef je tegenwoordig de deur niet meer uit.
Er zijn namelijk ook webtentoonstellingen.
Zo heeft het Rijksmuseum in Amsterdam een bijzondere tentoonstelling van allerlei modevoorwerpen van 1500 tot 1900.
Je ziet brillen, tassen, schoenen en hoeden.
Leuk om te zien hoe mensen vroeger ook met de nieuwste mode meededen.
Heel grappig bovendien, dat je het allemaal thuis kunt bekijken.

Wat doet de schrijver met deze tekst?


18.

1. De grootste vogel ter wereld is de struisvogel.
2. Het is een loopvogel.
3. Struisvogeleieren zijn de grootste eieren ter wereld.
4. Een struisvogelei weegt ongeveer 1,5 kilo en is wel 25 keer zo groot als een gewoon kippenei.
5. In Afrika worden lege struisvoge leieren ook gebruikt om water op te slaan om later op te drinken.
6. Vroeger werden veren van de struisvogel door deftige dames gebruikt om hun uiterlijk  te verfraaien.
7. Gelukkig is dat nu voorbij.

Wat is waar over feit en mening?


19.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


20.

In welke zin wordt het scheefgedrukte woord verkeerd gebruikt?


21.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


22.

In welke zin wordt het scheefgedrukte woord verkeerd gebruikt?


23.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


24.

Welke van de scheefgedrukte woorden is niet de persoonsvorm?


25.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


26.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


27.

In welke zin staat een verkeerd gespeld woord?


28.

In welke zin wordt het scheefgedrukte woord verkeerd gebruikt?


29.

Welke van de scheefgedrukte woorden is niet de persoonsvorm?


30.

In welke zin wordt het scheefgedrukte woord verkeerd gebruikt?


Aanbevolen bij deze toets:

Oefenen met taal voor groep 7

De Visual Steps-boeken

Direct aan de slag / Stap-voor-stapinstructies / Begrijpelijke inhoud