Skip to content

Oefenen met leessommen (redactiesommen) voor groep 6

Beantwoord de volgende 30 vragen en klik dan onder op de webpagina op Toets nakijken.

De toetsvragen:

1.

Rens doet 5 liter water in een emmer. Hoeveel dl is dat?


2.

Ida gaat schoonmaken. Ze vult een gewone emmer helemaal met water. Hoeveel water zit er in de emmer?


3.

Loes gaat naar de bakker. Ze koopt een brood en vier gebakjes. Het brood kost € 1,95 en de gebakjes kosten € 2,10 per stuk. Hoeveel moet Loes betalen?


4.

Joël heeft 42 dropjes. Hij eet [1^6] van de dropjes op. Hoeveel dropjes heeft hij opgegeten?


5.

Ellen koopt bij de drogist twee flessen shampoo van € 2,45 per stuk en een mascara voor € 6,90. Hoeveel moet zij betalen?


6.

Het voetbalveld waar Tom traint is 120 m lang en 70 m breed. Wat is de oppervlakte van het voetbalveld?


7.

Steijn zijn gewicht was 75 kg. Hij is afgevallen en weegt nu [2^15] minder. Hoeveel is Steijn afgevallen?


8.

Tom gaat op vakantie en mag van zijn moeder in de boekhandel een boek uitzoeken. Het boek kost € 16,45 en de moeder van Tom betaalt met een briefje van € 50,00. Hoeveel geld krijgt zij terug?


9.

Iris gaat met haar klas op schoolreisje. Ze vertrekken ’s ochtends om 9.17 uur en komen ’s middags om 16.54 uur weer thuis. Hoe lang is Iris weggeweest?


10.

Timo fietst ’s ochtends 3 km naar school. Daar doet hij 15 minuten over. Na school fietst hij 2 km naar zijn vriendje om te spelen. Later op de middag fietst hij 3 km naar huis. Timo fietst elke keer even snel. Hoe lang heeft Timo in totaal gefietst?


11.

Paulien heeft een landkaart waar op staat dat 1 cm in het echt 3 km is. Welke schaal staat er op de kaart?


12.

Ramon is thuis aan het klussen. Hij gaat naar de bouwmarkt en koopt acht planken van € 12,00 per stuk. Hoe kan Ramon betalen?


13.

Laurens gaat vanmiddag naar het verjaardagsfeest van zijn vriendin. Hij gaat eerst langs de bloemist om een mooie bos rode rozen te kopen. De rozen kosten € 9,75. Hoe kan Laurens betalen?


14.

Casper gaat met zijn moeder en een vriendje naar de bioscoop. De film begint om 15.45 uur en eindigt om 17.20 uur. Hoeveel minuten duurt de film?


15.

Max gaat altijd op de fiets naar zijn werk. Gisteren deed hij er precies een half uur over. Vandaag heeft hij er drie minuten minder lang over gedaan. In hoeveel minuten is Max vandaag naar zijn werk gefietst?


16.

De oma van Renske bakt pannenkoeken. Zij gebruikt 500 g bloem. Hoeveel kg is dat?


17.

Jan zijn gewicht was 90 kg. Hij is afgevallen en weegt nu [1^18] minder. Hoeveel weegt hij nu?


18.

Maria heeft een kilo rijst. Zij gebruikt voor het avondeten 300 g. Hoeveel rijst heeft zij nog over?


19.

Loes wil vanavond nasi koken. Ze gaat naar de supermarkt en koopt een pak rijst voor € 1,35, een pak nasigroente voor € 2,75, een pakje kruiden voor € 0,65 en een doosje eieren voor € 1,25. Hoeveel moet Loes betalen?


20.

De vader van Luuk heeft 84 km geschaatst. Hij heeft er 3 uur over gedaan. Wat is zijn snelheid?


21.

Suze zit op tennisles en ze gaat op de fiets naar de tennisbaan. Ze vertrekt om 15.57 uur en komt om 16.18 uur bij de tennisbaan aan. Hoe lang is ze onderweg?


22.

Veerle doet mee aan een atletiekwedstrijd. Ze kan goed verspringen. De vorige wedstrijd sprong ze 3 m en 25 cm. Nu springt ze 3 m en 32 cm. Met hoeveel mm heeft ze haar record verbeterd?


23.

Noortje bakt een appeltaart. Ze heeft een pak suiker van 1 kg. Voor de appeltaart gebruikt ze 80 g. Hoeveel gram suiker zit er nog in het pak?


24.

Boer Gerben maakt een hek om zijn weiland. Hij heeft een balk van 250 cm en zaagt er [3^10] af. Hoe lang is de balk nu?


25.

Laura bakt elke week een cake. Voor elke cake gebruikt zij 200 g bloem. In een pak bloem zit 1 kg. Na hoeveel weken is het pak leeg?


26.

Femke is jarig geweest en koopt bij de bakker twee taarten van € 7,30 per stuk. Hoe kan Femke betalen?


27.

Lieke en haar moeder gaan met de trein naar Amsterdam. De trein vertrekt om 9.47 uur en komt om 11.23 uur aan. Hoe lang duurt de treinreis?


28.

Kim is 1 m en 50 cm, Tom is 1 m en 45 cm en Paul is 1 m en 40 cm. Hoeveel cm zijn Kim, Tom en Paul samen?


29.

Miranda wil een lijst maken om een schilderij. Ze heeft uitgerekend dat dat schilderij een omtrek heeft van 4 m en 60 cm. De lengte is 1 m en 40 cm. Wat is de breedte van het schilderij?


30.

Bram gaat op vakantie naar Frankrijk. Zijn vader heeft een wegenkaart gekocht met een schaal van 1:5 000 000 Hoeveel km is 1 cm op de kaart in het echt?


Aanbevolen bij deze toets:

Oefenen met leessommen (redactiesommen) voor groep 6

De Visual Steps-boeken

Direct aan de slag / Stap-voor-stapinstructies / Begrijpelijke inhoud