Skip to content

Oefenen met leessommen (redactiesommen) voor groep 6

Beantwoord de volgende 30 vragen en klik dan onder op de webpagina op Toets nakijken.

De toetsvragen:

1.

Casper gaat met zijn moeder en een vriendje naar de bioscoop. De film begint om 15.45 uur en eindigt om 17.20 uur. Hoeveel minuten duurt de film?


2.

Sven gaat schaatsen op de ijsbaan. Hij heeft 4 km geschaatst. Hij heeft daar 1 kwartier over gedaan. Wat is zijn snelheid?


3.

Femke is jarig geweest en koopt bij de bakker twee taarten van € 7,30 per stuk. Hoe kan Femke betalen?


4.

Het huis van Noa heeft drie verdiepingen van 11 m lang en 6 m breed. Wat is de oppervlakte van het hele huis?


5.

Amber gaat een stukje wandelen met haar oma. Ze vertrekken om 13.26 uur en komen om 14.19 uur weer thuis. Hoe lang zijn Amber en haar oma weggeweest?


6.

Ramon is thuis aan het klussen. Hij gaat naar de bouwmarkt en koopt acht planken van € 12,00 per stuk. Hoe kan Ramon betalen?


7.

Karin drinkt elke dag een halve liter water. Hoeveel dl water drinkt zij in twee dagen?


8.

Steijn zijn gewicht was 75 kg. Hij is afgevallen en weegt nu [2^15] minder. Hoeveel is Steijn afgevallen?


9.

Loes gaat naar de bakker. Ze koopt een brood en vier gebakjes. Het brood kost € 1,95 en de gebakjes kosten € 2,10 per stuk. Hoeveel moet Loes betalen?


10.

Boer Gerben maakt een hek om zijn weiland. Hij heeft een balk van 250 cm en zaagt er [3^10] af. Hoe lang is de balk nu?


11.

Olivia heeft een zak rijst van 2 kg. Ze gebruikt 600 g rijst voor het avondeten. Hoeveel gram rijst zit er nog in de zak?


12.

Jan zijn gewicht was 90 kg. Hij is afgevallen en weegt nu [1^18] minder. Hoeveel weegt hij nu?


13.

Lieke en haar moeder gaan met de trein naar Amsterdam. De trein vertrekt om 9.47 uur en komt om 11.23 uur aan. Hoe lang duurt de treinreis?


14.

Bram gaat op vakantie naar Frankrijk. Zijn vader heeft een wegenkaart gekocht met een schaal van 1:5 000 000 Hoeveel km is 1 cm op de kaart in het echt?


15.

Noortje bakt een appeltaart. Ze heeft een pak suiker van 1 kg. Voor de appeltaart gebruikt ze 80 g. Hoeveel gram suiker zit er nog in het pak?


16.

In de fles shampoo van Karin zit 300 ml. Hoeveel dl is dat?


17.

Geert gaat naar een winkel waar computerspelletjes worden verkocht. Hij koopt een spel van € 23,85. Hij betaalt met een briefje van € 20,00 en een briefje van € 10,00. Hoeveel geld krijgt Geert terug?


18.

Rick drinkt een glas cola van 20 cl. Mark drinkt twee bekers melk van 150 ml en Esther drinkt een kopje koffie van 150 ml. Hoeveel cl hebben ze samen gedronken?


19.

Susan gaat schoonmaken. Zij doet 7 liter water in een emmer. Hoeveel dl zit er in de emmer?


20.

Pieter gaat met zijn ouders op vakantie naar Italië. Zijn vader heeft daarom een wegenkaart van Europa gekocht. Op de wegenkaart staat dat de schaal 1:2 000 000 is. Hoeveel km is 1 cm in het echt?


21.

Ruben heeft een chocoladereep. De reep bestaat uit 24 stukjes. Hij eet [1^3] van de reep op. Hoeveel stukjes heeft Ruben opgegeten?


22.

Jasper is met zijn ouders in een pretpark. Ze besluiten een ijsje te gaan eten. Jasper kiest een ijsje van € 0,90, zijn ouders kiezen elk een ijsje van € 1,20. Zijn moeder betaalt met een briefje van € 5,00. Hoeveel geld krijgt zij terug?


23.

Tom gaat op vakantie en mag van zijn moeder in de boekhandel een boek uitzoeken. Het boek kost € 16,45 en de moeder van Tom betaalt met een briefje van € 50,00. Hoeveel geld krijgt zij terug?


24.

Rens doet 5 liter water in een emmer. Hoeveel dl is dat?


25.

Lara gaat naar het winkelcentrum. In haar favoriete kledingwinkel koopt ze een T-shirt van € 4,90 en een mooie rok van € 15,30. Hoe kan Lara betalen?


26.

Timo fietst ’s ochtends 3 km naar school. Daar doet hij 15 minuten over. Na school fietst hij 2 km naar zijn vriendje om te spelen. Later op de middag fietst hij 3 km naar huis. Timo fietst elke keer even snel. Hoe lang heeft Timo in totaal gefietst?


27.

De moeder van Lois heeft een net sinaasappels gekocht van 3 kg. Hoeveel gram is dat?


28.

Laura bakt elke week een cake. Voor elke cake gebruikt zij 200 g bloem. In een pak bloem zit 1 kg. Na hoeveel weken is het pak leeg?


29.

Thomas heeft 1 kg druiven gekocht. Hij eet thuis één trosje druiven van 120 g. Hoeveel gram druiven heeft hij nog over?


30.

Maria heeft een kilo rijst. Zij gebruikt voor het avondeten 300 g. Hoeveel rijst heeft zij nog over?


Aanbevolen bij deze toets:

Oefenen met leessommen (redactiesommen) voor groep 6

De Visual Steps-boeken

Direct aan de slag / Stap-voor-stapinstructies / Begrijpelijke inhoud