Skip to content

Oefenen met leessommen (redactiesommen) voor groep 6

Beantwoord de volgende 30 vragen en klik dan onder op de webpagina op Toets nakijken.

De toetsvragen:

1.

Ruben heeft een chocoladereep. De reep bestaat uit 24 stukjes. Hij eet [1^3] van de reep op. Hoeveel stukjes heeft Ruben opgegeten?


2.

Boer Gerben maakt een hek om zijn weiland. Hij heeft een balk van 250 cm en zaagt er [3^10] af. Hoe lang is de balk nu?


3.

De moeder van Lois heeft een net sinaasappels gekocht van 3 kg. Hoeveel gram is dat?


4.

Lara gaat naar het winkelcentrum. In haar favoriete kledingwinkel koopt ze een T-shirt van € 4,90 en een mooie rok van € 15,30. Hoe kan Lara betalen?


5.

Thomas heeft 1 kg druiven gekocht. Hij eet thuis één trosje druiven van 120 g. Hoeveel gram druiven heeft hij nog over?


6.

Maartje heeft voor haar verjaardag geld gekregen van opa en oma. Ze is met haar moeder naar de speelgoedwinkel gegaan om iets uit te zoeken. Uiteindelijk heeft ze gekozen voor een spelletje van € 12,50 en een barbiepop van € 6,20. Ze betaalt met een briefje van € 20,00. Hoeveel geld krijgt Maartje terug?


7.

Ruben vraagt aan zijn moeder of ze vandaag frietjes mogen eten. Zijn moeder vindt het goed, maar dan moet hij de boodschappen doen. Hij gaat naar de supermarkt en koopt een zak friet voor € 1,75 en een pot appelmoes voor € 1,35. Hij betaalt met een briefje van € 5,00. Hoeveel geld krijgt Ruben terug?


8.

Naomi en Evelyn gaan met de bus naar de stad. De bus vertrekt om 12.43 uur en komt om 13.07 uur aan. Hoe lang duurt de busreis?


9.

Job gaat naar de snoepwinkel en koopt daar een zak snoep van € 2,65 en een chocoladereep van € 0,90. Hoe kan Job betalen?


10.

Bas legt plavuizen in de woonkamer. De woonkamer heeft een lengte van 8 m en een breedte van 4 m. Bas heeft al 14 m² plavuizen gelegd. Hoeveel m² plavuizen moet Bas nog leggen?


11.

Pieter gaat met zijn ouders op vakantie naar Italië. Zijn vader heeft daarom een wegenkaart van Europa gekocht. Op de wegenkaart staat dat de schaal 1:2 000 000 is. Hoeveel km is 1 cm in het echt?


12.

Karin drinkt elke dag een halve liter water. Hoeveel dl water drinkt zij in twee dagen?


13.

Rick drinkt een glas cola van 20 cl. Mark drinkt twee bekers melk van 150 ml en Esther drinkt een kopje koffie van 150 ml. Hoeveel cl hebben ze samen gedronken?


14.

Sven gaat schaatsen op de ijsbaan. Hij heeft 4 km geschaatst. Hij heeft daar 1 kwartier over gedaan. Wat is zijn snelheid?


15.

Tom gaat op vakantie en mag van zijn moeder in de boekhandel een boek uitzoeken. Het boek kost € 16,45 en de moeder van Tom betaalt met een briefje van € 50,00. Hoeveel geld krijgt zij terug?


16.

Steffie wil vandaag een cake gaan bakken. Ze gaat naar de supermarkt en koopt een pak bloem van € 0,70, zes eieren van € 1,80, een kilo suiker voor € 1,10 en een pakje boter voor € 1,15. Hoeveel moet Steffie betalen?


17.

Max gaat altijd op de fiets naar zijn werk. Gisteren deed hij er precies een half uur over. Vandaag heeft hij er drie minuten minder lang over gedaan. In hoeveel minuten is Max vandaag naar zijn werk gefietst?


18.

Suze zit op tennisles en ze gaat op de fiets naar de tennisbaan. Ze vertrekt om 15.57 uur en komt om 16.18 uur bij de tennisbaan aan. Hoe lang is ze onderweg?


19.

Jan zijn gewicht was 90 kg. Hij is afgevallen en weegt nu [1^18] minder. Hoeveel weegt hij nu?


20.

Kim is 1 m en 50 cm, Tom is 1 m en 45 cm en Paul is 1 m en 40 cm. Hoeveel cm zijn Kim, Tom en Paul samen?


21.

Amber gaat een stukje wandelen met haar oma. Ze vertrekken om 13.26 uur en komen om 14.19 uur weer thuis. Hoe lang zijn Amber en haar oma weggeweest?


22.

Ramon is thuis aan het klussen. Hij gaat naar de bouwmarkt en koopt acht planken van € 12,00 per stuk. Hoe kan Ramon betalen?


23.

Timo fietst ’s ochtends 3 km naar school. Daar doet hij 15 minuten over. Na school fietst hij 2 km naar zijn vriendje om te spelen. Later op de middag fietst hij 3 km naar huis. Timo fietst elke keer even snel. Hoe lang heeft Timo in totaal gefietst?


24.

Laura bakt elke week een cake. Voor elke cake gebruikt zij 200 g bloem. In een pak bloem zit 1 kg. Na hoeveel weken is het pak leeg?


25.

Jurgen is te groot geworden voor zijn fiets. Zijn ouders kopen een nieuwe fiets voor Jurgen voor € 235,50. Hoe kunnen ze betalen?


26.

Jesse legt vloerbedekking in de woonkamer. De woonkamer is 13 m lang en 6 m breed. Jesse heeft al 26 m² vloerbedekking gelegd. Hoeveel m² vloerbedekking met Jesse nog leggen?


27.

Maria heeft een kilo rijst. Zij gebruikt voor het avondeten 300 g. Hoeveel rijst heeft zij nog over?


28.

Ida gaat schoonmaken. Ze vult een gewone emmer helemaal met water. Hoeveel water zit er in de emmer?


29.

In de fles shampoo van Karin zit 300 ml. Hoeveel dl is dat?


30.

Het voetbalveld waar Tom traint is 120 m lang en 70 m breed. Wat is de oppervlakte van het voetbalveld?


Aanbevolen bij deze toets:

Oefenen met leessommen (redactiesommen) voor groep 6

De Visual Steps-boeken

Direct aan de slag / Stap-voor-stapinstructies / Begrijpelijke inhoud