Skip to content

Oefenen met begrijpend en studerend lezen voor groep 7 en 8

Beantwoord de volgende 30 vragen en klik dan onder op de webpagina op Toets nakijken.

De toetsvragen:

1.

1. Crista vindt het een mooie titel, en een verhaal dat echt gebeurd kan zijn.
2. `Het gaat over Promise, die surfer wil worden.
3. Als zijn moeder ziek wordt, gaan ze bij oma wonen.
4. Maar daar kan hij niet surfen.
5. Tot hij met Kerst een belangrijke wedstrijd wint...`
6. Ze voegt toe: `Ik heb ervan geleerd hoe het is in Afrika.`


Wat is surfen in deze tekst?


2.

1. Elektriciteit en magnetisme zijn nauw met elkaar verbonden.
2. Een elektrische stroom wekt altijd een magnetisch veld op.
3. Een veranderend magnetisch veld wekt altijd een elektrische stroom op.
4. Vaak blijft dit elektromagnetisch effect onopgemerkt, omdat het zeer zwak is.
5. Voor de werking van veel apparaten is dit effect van onschatbare waarde.


Welke samenvatting is volgens jou de beste?


3.

1. Vannacht raasde er een zware storm over Nederland.
2. In Zeeland was de stormvloedkering gesloten.
3. Op Schiphol konden de vliegtuigen niet landen en opstijgen.
4. In Den Helder stond het water 3,5 meter boven NAP.
5. In Delfzijl zelfs 4,5 boven NAP.
6. Rijkswaterstaat had uitgebreide dijkbewaking ingesteld.
7. Gelukkig ging alles goed.
8. Wel werden er in het land schoorstenen en daken beschadigd.
9. Ook waaiden er veel bomen om.


Wat doet de schrijver met deze tekst?


4.

1. Met een optische microscoop kun je een sterke vergroting zien van een voorwerp dat met het blote oog niet te zien is.
2. Een spiegel reflecteert licht op het preparaat.
3. Het objectief, dat zijn de lenzen dicht bij het preparaat, geeft een vergroot, reëel beeld van het preparaat.
4. Het oculair zorgt nog eens voor een extra vergroting van het beeld.


Welk uittreksel is volgens jou het beste?


5.

1. In de maanden voorafgaand aan ons vertrek naar Finland, deelden we onze plannen met vrienden, kennissen, buren en familie.
2. We kregen in het algemeen bijval en in alle gevallen de zegen mee.
3. Er was wel steeds dat ene puntje dat men nog onder onze aandacht wenste te brengen.
4. Wisten wij wel dat Finland berucht was vanwege de muggen en vliegen?
5. Namen wij wel de juiste voorzorgsmaatregelen?
6. Horren, klamboes, smeerseltjes, drankjes en pilletjes kwamen sowieso in aanmerking.
7. Het maakte eigenlijk niet uit wat, als we er maar klaar voor waren.
8. Enfin, we hebben wat van het middel Autan meegenomen, maar erg vaak hebben we het niet gebruikt.


Waarom denk je heeft de schrijver het middel Autan weinig gebruikt?


6.

1. Spieren bestaan uit bundels lange, draadachtige vezels, die in een rekbaar laagje zitten.
2. Elk van deze vezels bestaat uit nog fijnere draadjes, deze heten myofibrillen.
3. Spieren bevatten ook kleine zenuwen, die signalen van en naar je hersenen brengen.
4. Kleine bloedvaten voorzien elke spier van levensbelangrijk zuurstof en voedsel.


Deze tekst is bruikbaar als je iets wilt weten over...


7.

Jan en zijn vrienden hebben een baantje bij de supermarkt. In de tabel staat hoe vaak ze iemand hebben geholpen boodschappen naar de auto te brengen.

  Maandag Woensdag Vrijdag
Jan 6 12 8
Karel 9 23 8
Gerard 3 11 3

 

 

 

 
Hoe zie je dat de jongens woensdagmiddag vrij van school hebben?


8.

1. Wat een verschrikkelijk plan van Hitler om de Joden uit te roeien!
2. Joden zijn ook mensen en hebben dus ook recht om te leven.
3. Als ik nu wilde dat alle Duitsers werden uitgeroeid, dan zou dat ook niet goed zijn.
4. Die horen ook gewoon op onze wereld thuis.
5. En met zijn plannen om de hele wereld over te nemen, ben ik het natuurlijk ook niet eens.
6. Dat lukt trouwens toch nooit iemand.
7. Hitler is trouwens al lang dood.
8. En als je dit verhaal niet gelooft, moet je maar eens een geschiedenisboek gaan lezen.


Welke uitspraak over deze tekst is waar?


9.

1. De verkoopsite Marktplaats.nl heeft afgelopen zondag een recordaantal advertenties binnengekregen.
2. Binnen 24 uur werden meer dan 310.000 nieuwe koopjes aangeboden.
3. Dat komt neer op ruim drie per seconde, verklaarden de beheerders gisteren.
4. Volgens de site is een toename in het aantal aangeboden goederen vaak te wijten aan het weer.
5. Bij aanhoudende regen neemt het aantal nieuwgeplaatste advertenties toe met 4,4 procent.


Waarover gaat het in deze tekst?


10.

1. Dat betekent dat haar bloedsuikerspiegel veel te laag was.
2. Heel voorzichtig heeft haar moeder haar suikerwater laten drinken.
3. Dat hielp.
4. Het zusje van Karel heeft laatst een hypo gehad.
5. Na een poosje ging het beter.
6. Ze kwam weer echt bij kennis, maar wist niet goed wat er gebeurd was.
7. Gelukkig heeft ze niet vaak een hypo.


Wat is volgens jou de eerste zin van deze tekst?


11.

1. De computer van de redactie van De Jongste Krant is gecrasht.
2. Nu zijn alle e-mailtjes verloren gegaan.
3. Heb jij kortgeleden nog een mailtje gestuurd naar mijnbrief@dejongstekrant.nl en is dit nog niet geplaatst?
4. Stuur het dan voor de zekerheid nog een keer, zodat we je bericht alsnog kunnen plaatsen.


Wat wil de schrijver van deze tekst zeggen?


12.

1. We kregen allemaal een stukje taart.
2. Ik vond dat er een vreemd smaakje aan zat.
3. Mijn moeder zei dat dat kwam omdat er een beetje alcohol in zat.
4. Toen lustte ik hem helemaal niet meer.


Welke uitspraak past het beste bij deze tekst?


13.

1. Je hele lichaam bestaat uit kleine bouwsteentjes, die cellen heten.
2. De meeste cellen kun je alleen met een microscoop zien.
3. Hoewel verschillende cellen verschillende taken hebben, hebben ze allemaal eten en zuurstof nodig om goed te kunnen werken.


Welk boomdiagram past bij de tekst?


14.

1. Uilen hebben grote voorwaarts gerichte ogen waardoor ze de afstand tot een prooi kunnen bepalen.
2. De vleugelveren van de uil hebben franjeranden, zodat het vleugelgeruis wordt gedempt wanneer ze hun prooi aanvallen.
3. Ze gebruiken hun krachtige, kromme snavel en hun klauwen om de prooi te vangen en vast te houden.
4. Uilen slikken hun prooi meestal in zijn geheel door.
5. Als de bruikbare delen van het voedsel zijn verteerd, vormen de resten een bal, die de uil opbraakt.
6. Uilenballen bevatten gewoonlijk botjes, veren, stukjes vacht en insectenvleugeltjes, en ze laten precies zien wat de uil gegeten heeft.


Wat is volgens jou de hoofdgedachte van deze tekst?


15.

1. Tot in de elfde eeuw waren er in West-Europa talrijke invallen van barbaren geweest, maar daarna kreeg de bevolking meer rust.
2. Dat betekende onder meer, dat men ook meer bestaansmiddelen en bewegingsvrijheden kreeg.
3. Tegelijkertijd gingen steeds meer groepen mensen ergens bij elkaar wonen.
4. Dat waren aanvankelijk vooral handelaren.
5. Die kregen door dat je bepaalde goederen kon kopen op plaatsen waar die veel aanwezig waren, en dat je die dan kon verkopen op plaatsen waar ze veel minder te krijgen waren.
6. Daar konden ze dan mooi winst op maken.
7. Die winst zorgde dan weer voor macht: wie arm was had toen minder te vertellen dan iemand die rijk was.
8. Algauw gingen die handelaren nauw samenwerken met allerlei ambachtslieden en handwerkslieden.
9. Die maakten namelijk producten, die ze aan de handelaren verkochten.
10. Zo werden ook zij langzamerhand steeds rijker.


Wat zijn barbaren?


16.

1. Sprinkhanen brengen het grootste deel van hun leven op de grond door, maar kunnen goed vliegen nadat ze in de lucht zijn gesprongen.
2. Ze hebben twee paar vleugels.
3. Hun voorvleugels zijn dik en leerachtig, hun achtervleugels juist dun en doorzichtig.
4. Deze openen zich tijdens de vlucht als een waaier.
5. Sommige krekels hebben vleugels die lijken op die van sprinkhanen, maar andere gaan zonder vleugels door het leven.


Welke vraag past volgens jou het beste bij deze tekst?


17.

1. Je bloed stroomt de hele tijd door je lichaam.
2. Bloed bestaat uit verschillende soorten cellen die drijven in een vocht dat op water lijkt: plasma.
3. Je bloed heeft een belangrijke taak.
4. De cellen in het bloed brengen zuurstof en voedingsstoffen naar alle delen van je lichaam.
5. Je bloed verzamelt ook slecht afval en voert het af en het helpt je lichaam om te vechten tegen bacillen en ziekten.


Welk boomdiagram past bij de tekst?


18.

1. Ik vind het gedrag van mijn broertje niet leuk.
2. Omdat hij ADHD heeft mag hij geen suiker hebben, want daar wordt hij erg druk van.
3. Gisteren werd hij boos op mij en ik op hem.
4. Toen heb ik zijn verfdoos op de grond gegooid.
5. Hij mijn doos met stickers.
6. Pieter wordt vaak boos op mij.
7. Mijn moeder geeft mij daar vaak de schuld van.


Voor wie is deze tekst geschreven?


19.

1. Met deze handleiding leert u als leerkracht in een aantal stappen hoe u een eenvoudige schoolsite kunt bouwen met het softwarepakket FrontPage 2000 en daar de websites van de kinderen aan kunt toevoegen.
2. In deze handleiding beschrijf ik drie educatieve toepassingen:
3. Internet leren gebruiken als encyclopedie; kinderen moeten leren surfen, efficiënt informatie opzoeken en deze verwerken tot kennis;
4. Hoe en waarom bouwt een school een eigen website; als publiciteit voor de school en informatiebron voor ouders en leerlingen;
5. Leerlingen plaatsen zelf werkstukjes op internet, zodat deze toegankelijk worden voor de rest van de wereld.


Deze tekst is geschikt om ...


20.

1. Je alvleesklier zit aan de linkerkant van je lichaam, net onder je maag.
2. Hij maakt spijsverteringssappen die helpen je eten af te breken, en hormonen die het suikergehalte in je bloed in evenwicht houden.


Welk diagram past bij de tekst?


21.

1. Een negenjarig Indonesisch jongetje, dat wegliep van huis met 10.000 dollar (ruim 6400 euro), is na een vlaag van koopwoede weer thuis.
2. Dat maakte zijn vader woensdag bekend.
3. Ahmad Legal Civiandi verliet het huis vorige week, na een ruzie met zijn moeder.
4. De eerste nacht bracht hij door in een winkelcentrum, waarbij hij zichzelf trakteerde op een spelcomputer, speelgoed en een mobieltje.  
5. De dagen daarna verbleef zoonlief in een hotel.


In welke zinnen vind je de belangrijkste informatie?


22.

1. Als ik het koud heb, doe ik een warme trui aan.
2. Thuis doen we dan de houtkachel aan.
3. Ik heb er een grote hekel aan als ik het koud heb.
4. Dat vind ik nog vervelender dan te warm.
5. Als je te koud bent, ga je snotteren en op het laatst word je verkouden.


Wat leer je uit dit verhaal?


23.

1. Een poosje ging dat goed.
2. Maar op een dag probeerde hij een man een bekeuring te geven.
3. In Groningen speelde een man voor agent.
4. Het bleek dat die man een echte agent was!
5. Toen de man zei dat hij ook bij de politie werkte, ging de bedrieger er als een haas vandoor.
6. De volgende dag werd hij thuis opgepakt.


Wat is volgens jou de eerste zin van deze tekst?


24.

1. De Nederlandse dierentuinen voeren dit jaar actie voor de kikker.
2. Kikkers zijn amfibieën, net als salamanders.
3. De amfibieën hebben ook last van de opwarming van de aarde.
4. In warmer water kunnen andere schimmels leven.
5. Die zijn vaak gevaarlijk voor de padden, kikkers en salamanders.
6. Veel soorten worden bedreigd.
7. De dierentuinen willen helpen om de bedreigde soorten te redden.
8. Van alle dierentuinen heeft Artis de meeste amfibieën.


Welk antwoord geeft de inhoud van deze tekst het beste weer?


25.

1. Ik vind het geweldig dat Jelte-Jan zo goed kan schaatsen.
2. Hij kwam laatst weer eens de klas binnen, nadat hij de eerste prijs had gewonnen.
3. Nu heeft hij al meer dan tien prijzen in zijn bezit.
4. Wel moet hij elke dag heel hard trainen.
5. Maar dat vindt hij helemaal niet erg!


Uit bovenstaand verhaaltje blijkt dat...


26.

1. Je mag niet roken.
2. Je mag geen alcohol drinken.
3. Je mag geen drugs gebruiken.
4. Het is allemaal schadelijk voor je gezondheid.
5. Mijn vader zegt: `Als je dat niet doet, betaal ik later je rijbewijs!`
6. Zou het helpen?


Welke uitspraak over deze tekst is waar?


27.

1. Als ik het koud heb, doe ik een warme trui aan.
2. Thuis doen we dan de houtkachel aan.
3. Een aangename temperatuur op school is 19 of 20 graden.
4. Zelf heb ik nooit last van kou en warmte op school.
5. Ik heb er een grote hekel aan als ik het koud heb.
6. Dat vind ik nog vervelender dan te warm.
7. Als je te koud bent, ga je snotteren en op het laatst word je verkouden.


Wat doet de schrijver met deze tekst?


28.

1. Bij een autosloopbedrijf aan de Oosterbroekweg in Gronsveld in Limburg, heeft dinsdagochtend een grote brand gewoed.
2. De brand brak rond half vier uit.
3. Medewerkers van het bedrijf haalden zelf met heftrucks auto`s uit een brandende loods.  
4. Op het terrein liggen drie autosloperijen, vlakbij het bedrijventerrein van woonwagenkamp Vinkenslag.
5. De oorzaak van de brand is nog onbekend.
6. Niemand raakte gewond.
7. Er was sprake van een grote rookontwikkeling.
8. Het bedrijf moet waarschijnlijk als verloren worden beschouwd.


Welke titel past het beste bij deze tekst?


29.

1. Overstappen en wachten op trein-, bus- en metrostations is voor veel Nederlanders de reden om niet met het openbaar vervoer te reizen.
2. Daarom gaat de Stadsregio Amsterdam, bij wijze van proef, het reizigers op station Amsterdam-Duivendrecht zo gemakkelijk en aangenaam mogelijk te maken.
3. Een projectmanager gaat de komende maanden kijken tegen wat voor ergernissen reizigers op het station aanlopen.
4. Zo wil hij weten hoe ver ze moeten lopen van bijvoorbeeld de bus naar de trein of hoe lang ze moeten wachten op hun aansluiting.


Welke titel past het beste bij deze tekst?


30.

1. Het zusje van Karel heeft laatst een hypo gehad.
2. Dat betekent dat haar bloedsuikerspiegel veel te laag was.
3. Heel voorzichtig heeft haar moeder haar suikerwater laten drinken.
4. Na een poosje ging het beter.
5. Ze kwam weer echt bij kennis maar wist niet goed wat er gebeurd was.
6. Gelukkig heeft ze niet vaak een hypo.


De betekenis van het woord hypo wordt uitgelegd in zin...


Aanbevolen bij deze toets:

Oefenen met begrijpend en studerend lezen voor groep 7 en 8

De Visual Steps-boeken

Direct aan de slag / Stap-voor-stapinstructies / Begrijpelijke inhoud