Beantwoord de volgende 30 vragen en klik dan onder op de webpagina op Toets nakijken.
Waar gebeurt het?
Wat gebeurt er het eerst?
Waarover gaat het?
Is er een probleem?
Wat betekent het woord logisch (zin 3)?
Hoe loopt het af?
In deze tekst wordt het woord ‘omhulsel’ gebruikt (zin 6). Welke van de volgende woorden betekent hetzelfde als omhulsel?
Over wie gaat het?
Wat is de oplossing?
In deze tekst wordt het woord ‘vruchtbaar’ gebruikt (zin 7). Welke van de volgende woorden betekent precies het tegenovergestelde van vruchtbare grond?
Maak van de losse delen een hele tekst. Wat is de goede volgorde?
Welke van de volgende woorden zijn belangrijk in deze tekst?
Wat is dit voor tekst?
Van wie zou deze tekst kunnen zijn?
Waarover gaat het in deze tekst?
Waarom is het goed om bij warm weer een stukje meloen te eten?