Beantwoord de volgende 30 vragen en klik dan onder op de webpagina op Toets nakijken.
Wat is dit voor tekst?
Hoe loopt het af?
Over wie gaat het?
Welke woorden zet je op de lege plaatsen?
Is er een probleem?
Wat is de oplossing voor het probleem dat er is?
Waarover gaat het?
Wat gebeurt er het eerst?
Waar gebeurt het?
Wat betekent het woord logisch (zin 3)?
Wat betekent het woord omhulsel? (zie zin 5, 6)
Welke van de volgende woorden zijn belangrijk in deze tekst?
In deze tekst wordt het woord ‘logisch’ gebruikt (zin 3). Welke van de volgende woorden betekent hetzelfde als logisch?
Maak van de losse delen een hele tekst. Wat is de goede volgorde?