Skip to content

Oefenen met werkwoordspelling voor groep 7 en 8

Beantwoord de volgende 30 vragen en klik dan onder op de webpagina op Toets nakijken.
(In deze toets zijn de vragen meerkeuze. In het boek vul je de antwoorden zelf in.)

De toetsvragen:

1.

De boswachter heeft de zieke boom in stukken geha _ _ _ _ _ _. (hakken)


2.

De weerman verwac _ _ _ _ _ _ zwaar onweer. (verwachten - vroeger)


3.

Joop heeft altijd op zijn collega’s gere _ _ _ _ _ _. (rekenen)


4.

De kruisspin s _ _ _ _ _ _ een prachtig web vlak voor ons keukenraam. (spinnen - verleden tijd)


5.

Jan fr _ _ _ _ _ _ het briefje in elkaar. (frommelen - vroeger)


6.

De patiënt we _ _ _ _ _ _ het nieuwe medicijn aan. (aanwenden - nu)


7.

Piet, z _ _ _ _ _ _ die kostbare vaas alsjeblieft voorzichtig neer! (neerzetten - nu)


8.

Karel is snip verkouden en hij heeft zo vaak gesn _ _ _ _ _ _, dat zijn neus er rood van is. (snuiten)


9.

De directeur heeft altijd op maximale veiligheid geha _ _ _ _ _ _. (hameren)


10.

Er onts _ _ _ _ _ _ groot tumult in de zaal toen de uitslag bekend werd gemaakt. (ontstaan - verleden tijd)


11.

Jazeker, de goede werking van ons product is gegarand _ _ _ _ _ _! (garanderen)


12.

Meester ver _ _ _ _ _ _ de kinderen in de klas te vloeken. (verbieden - verleden tijd)


13.

Het is wel in mij omge _ _ _ _ _ _, maar ik dacht dat het beter anders kon. (omgaan)


14.

Karel de Grote bre _ _ _ _ _ _ zijn grondgebied enorm uit. (uitbreiden - vroeger)


15.

Tijdens de rellen zijn enkele mensen omgek _ _ _ _ _ _. (omkomen)


16.

Door de economische crisis zijn er veel mensen ontsl _ _ _ _ _ _. (ontslaan)


17.

De boze automobilist e _ _ _ _ _ _ voor de rechtbank een schadevergoeding. (eisen - vroeger)


18.

We hebben onze vakantie afgebr _ _ _ _ _ _ toen we bericht kregen dat opa ernstig ziek geworden was. (afbreken)


19.

Onze hond vo _ _ _ _ _ _ sinds gisteren ook de pup van de verongelukte Jack Russell. (voeden - nu)


20.

Harold heeft zijn plannetje eerst goed uitged _ _ _ _ _ _ voordat hij ermee op de proppen kwam. (uitdenken)


21.

Brede rivieren doorsn _ _ _ _ _ _ het uitgestrekte gebied. (doorsnijden - verleden tijd)


22.

De advocaat van de verdachte beple _ _ _ _ _ _ vrijspraak. (bepleiten - vroeger)


23.

De voetballers g _ _ _ _ _ _ niet op, ook al zouden ze niet meer kunnen winnen. (opgeven - verleden tijd)


24.

Niemand reageerde toen meester vroeg wie er met krijtjes door het lokaal had gesm _ _ _ _ _ _. (smijten)


25.

De kinderen in de klas k _ _ _ _ _ _ de sommen niet op tijd klaar. (afkrijgen - verleden tijd)


26.

Het Olympisch vuur is ontst _ _ _ _ _ _! (ontsteken)


27.

Ratten en muizen bevo _ _ _ _ _ _ alle schepen van de Oost-Indische Compagnie. (bevolken - vroeger)


28.

Nog steeds worden merkartikelen in andere landen nagem _ _ _ _ _ _. (namaken)


29.

Die regenbui verpe _ _ _ _ _ _ onze picknick. (verpesten - vroeger)


30.

Mijn broer is er achtergek _ _ _ _ _ _ dat ik met jou gebeld heb. (erachterkomen)


Aanbevolen bij deze toets:

Oefenen met werkwoordspelling voor groep 7 en 8

De Visual Steps-boeken

Direct aan de slag / Stap-voor-stapinstructies / Begrijpelijke inhoud