Skip to content

Oefenen met werkwoordspelling voor groep 7 en 8

Beantwoord de volgende 30 vragen en klik dan onder op de webpagina op Toets nakijken.
(In deze toets zijn de vragen meerkeuze. In het boek vul je de antwoorden zelf in.)

De toetsvragen:

1.

A _ _ _ _ _ _ hij altijd zo luidruchtig? (ademen - nu)


2.

Alle kleren die de zwerver aan had waren tot op de draad versl _ _ _ _ _ _. (verslijten)


3.

Jan fr _ _ _ _ _ _ het briefje in elkaar. (frommelen - vroeger)


4.

Jazeker, de goede werking van ons product is gegarand _ _ _ _ _ _! (garanderen)


5.

De directeur heeft altijd op maximale veiligheid geha _ _ _ _ _ _. (hameren)


6.

De voetballers g _ _ _ _ _ _ niet op, ook al zouden ze niet meer kunnen winnen. (opgeven - verleden tijd)


7.

Mijn vader onderh _ _ _ _ _ _ zijn tuin keurig, maar de buren deden niets aan hun tuinen. (onderhouden - verleden tijd)


8.

De kinderen in de klas k _ _ _ _ _ _ de sommen niet op tijd klaar. (afkrijgen - verleden tijd)


9.

Het is wel in mij omge _ _ _ _ _ _, maar ik dacht dat het beter anders kon. (omgaan)


10.

Mijn vader heeft een flinke baard, hij heeft zich al een week lang niet gesch _ _ _ _ _ _. (scheren)


11.

Die machine heeft altijd uitstekend gefunction _ _ _ _ _ _. (functioneren)


12.

Opa heeft de hele wandeling op de rollator gele _ _ _ _ _ _. (leunen)


13.

Het hele gezin werd in een auto gepr _ _ _ _ _ _. (proppen)


14.

De boswachter heeft de zieke boom in stukken geha _ _ _ _ _ _. (hakken)


15.

Karel heeft zojuist dat lastige onderwerp aanger _ _ _ _ _ _. (aanroeren)


16.

Hij heeft zich gewr _ _ _ _ _ _ op degene die hem had verraden. (wreken)


17.

Het kleine meisje d _ _ _ _ _ _ naar voren om het muziekkorps beter te kunnen zien. (dringen - verleden tijd)


18.

Gezamenlijk bekl _ _ _ _ _ _ wij de hoge berg. (beklimmen - verleden tijd)


19.

Karel de Grote bre _ _ _ _ _ _ zijn grondgebied enorm uit. (uitbreiden - vroeger)


20.

Alle rivieren tr _ _ _ _ _ _ buiten de oevers toen de gletsjers smolten. (treden - verleden tijd)


21.

Het pokerspel wordt door Fred beoe _ _ _ _ _ _. (beoefenen)


22.

De kleine kinderen w _ _ _ _ _ _ doodsbang voor Sinterklaas. (zijn - verleden tijd)


23.

Piet, z _ _ _ _ _ _ die kostbare vaas alsjeblieft voorzichtig neer! (neerzetten - nu)


24.

Tijdens de rellen zijn enkele mensen omgek _ _ _ _ _ _. (omkomen)


25.

Zuc _ _ _ _ _ _ jij zo? (zuchten - vroeger)


26.

Op bevel van de luitenant zijn de troepen aangetr _ _ _ _ _ _. (aantreden)


27.

Die regenbui verpe _ _ _ _ _ _ onze picknick. (verpesten - vroeger)


28.

De kruisspin s _ _ _ _ _ _ een prachtig web vlak voor ons keukenraam. (spinnen - verleden tijd)


29.

Meester ver _ _ _ _ _ _ de kinderen in de klas te vloeken. (verbieden - verleden tijd)


30.

Mijn broer is er achtergek _ _ _ _ _ _ dat ik met jou gebeld heb. (erachterkomen)


Aanbevolen bij deze toets:

Oefenen met werkwoordspelling voor groep 7 en 8

De Visual Steps-boeken

Direct aan de slag / Stap-voor-stapinstructies / Begrijpelijke inhoud