Skip to content

Oefenen met werkwoordspelling voor groep 7 en 8

Beantwoord de volgende 30 vragen en klik dan onder op de webpagina op Toets nakijken.
(In deze toets zijn de vragen meerkeuze. In het boek vul je de antwoorden zelf in.)

De toetsvragen:

1.

Mijn vader heeft een flinke baard, hij heeft zich al een week lang niet gesch _ _ _ _ _ _. (scheren)


2.

Het hele gezin werd in een auto gepr _ _ _ _ _ _. (proppen)


3.

Wij sch _ _ _ _ _ _ met onze zaklantaarns door de ramen van het vervallen huisje. (schijnen - verleden tijd)


4.

Alle kleren die de zwerver aan had waren tot op de draad versl _ _ _ _ _ _. (verslijten)


5.

Mijn broer is er achtergek _ _ _ _ _ _ dat ik met jou gebeld heb. (erachterkomen)


6.

Opa heeft de hele wandeling op de rollator gele _ _ _ _ _ _. (leunen)


7.

Hij heeft zich gewr _ _ _ _ _ _ op degene die hem had verraden. (wreken)


8.

Mijn vader onderh _ _ _ _ _ _ zijn tuin keurig, maar de buren deden niets aan hun tuinen. (onderhouden - verleden tijd)


9.

Zuc _ _ _ _ _ _ jij zo? (zuchten - vroeger)


10.

De voetballers g _ _ _ _ _ _ niet op, ook al zouden ze niet meer kunnen winnen. (opgeven - verleden tijd)


11.

Die kortingsactie had je heel veel geld besp _ _ _ _ _ _! (besparen)


12.

Het is wel in mij omge _ _ _ _ _ _, maar ik dacht dat het beter anders kon. (omgaan)


13.

Ratten en muizen bevo _ _ _ _ _ _ alle schepen van de Oost-Indische Compagnie. (bevolken - vroeger)


14.

Alle rivieren tr _ _ _ _ _ _ buiten de oevers toen de gletsjers smolten. (treden - verleden tijd)


15.

Joop heeft altijd op zijn collega’s gere _ _ _ _ _ _. (rekenen)


16.

Nog steeds worden merkartikelen in andere landen nagem _ _ _ _ _ _. (namaken)


17.

De patiënt we _ _ _ _ _ _ het nieuwe medicijn aan. (aanwenden - nu)


18.

Meester ver _ _ _ _ _ _ de kinderen in de klas te vloeken. (verbieden - verleden tijd)


19.

Op bevel van de luitenant zijn de troepen aangetr _ _ _ _ _ _. (aantreden)


20.

Het pokerspel wordt door Fred beoe _ _ _ _ _ _. (beoefenen)


21.

Tijdens de rellen zijn enkele mensen omgek _ _ _ _ _ _. (omkomen)


22.

We hebben onze vakantie afgebr _ _ _ _ _ _ toen we bericht kregen dat opa ernstig ziek geworden was. (afbreken)


23.

De advocaat van de verdachte beple _ _ _ _ _ _ vrijspraak. (bepleiten - vroeger)


24.

Het kleine meisje d _ _ _ _ _ _ naar voren om het muziekkorps beter te kunnen zien. (dringen - verleden tijd)


25.

In de studio worden de opnames opnieuw gemi _ _ _ _ _ _. (mixen)


26.

De scheidsrechter gel _ _ _ _ _ _ de wedstrijd af. (afgelasten - vroeger)


27.

Karel heeft zojuist dat lastige onderwerp aanger _ _ _ _ _ _. (aanroeren)


28.

Jan fr _ _ _ _ _ _ het briefje in elkaar. (frommelen - vroeger)


29.

Onze hond vo _ _ _ _ _ _ sinds gisteren ook de pup van de verongelukte Jack Russell. (voeden - nu)


30.

Het Ministerie van Onderwijs promo _ _ _ _ _ _ de nieuwe leermethode. (promoten - vroeger)


Aanbevolen bij deze toets:

Oefenen met werkwoordspelling voor groep 7 en 8

De Visual Steps-boeken

Direct aan de slag / Stap-voor-stapinstructies / Begrijpelijke inhoud