Skip to content

Leren en oefenen met ontleden voor groep 7 en 8

Beantwoord de volgende 30 vragen en klik dan onder op de webpagina op Toets nakijken.

De toetsvragen:

1.

Lees eerst het verhaaltje.

Kraai
1 Torenkraaien zijn heel sociaal ingestelde vogels.
2 Ze zijn dan ook het onderwerp geweest van veel gedragsonderzoek, waarbij WORDEN nagegaan hoe het sociale leven van deze vogels in elkaar zit.
3 Zulk onderzoek naar torenkraaien is niet alleen van belang om onze nieuwsgierigheid ten aanzien van deze vogels te bevredigen, maar LEVEREN ook interessante gegevens op waardoor we ons eigen gedrag beter leren begrijpen.
4 In hun groep HEBBEN de torenkraaien een rangorde.
5 De vogels MAKEN elkaar door houdingen en gebaren duidelijk hoe de vork in de steel zit.

Hoe schrijf je de met hoofdletters geschreven persoonsvormen?


2.

Wat is waar over deze zin?

Zij hebben mij opgebeld om te vragen of ik ook wou komen spelen.


3.

Hoeveel lidwoorden tel je in deze zin?

De cowboy schoot gelukkig met losse flodders.


4.

Wat is in deze zin het werkwoordelijk gezegde?

Mijn vader heeft zijn lievelingspen gevonden.


5.

Lees onderstaande zin. Welk antwoord is goed?

Het houten bureau in de woonkamer is groot.


6.

Lees eerst het verhaaltje.

Eenden
1 Van de verschillende soorten eenden die we in ons land in het wild te zien kunnen krijgen, is de soort die wilde eend wordt genoemd zeker de bekendste.
2 De eend is hier ook broedvogel, als er maar zoet water in de buurt is.
3 Een belangrijk deel van die broedvogels is ook standvogel.
4 Dat wil zeggen dat die vogels het hele jaar door hier blijven.
5 Een ander deel TREKKEN na de broedtijd naar het zuiden van Europa.
6 Het nest van de wilde eend LIGGEN wel steeds in de buurt van zoet water, maar verder op allerlei mogelijke en onmogelijke plaatsen.
7 Het WORDEN zo mogelijk gemaakt van takjes, bladeren, gras en andere plantendelen die rond de nestplaats voorhanden zijn en in elk geval gevoerd met fijne grasjes en met donsveertjes uit de buik van het wijfje.
8 Gewoonlijk LIGGEN het nest op de grond.
9 Als het wijfje het nest verlaat dekt ze de eieren keurig toe met de donsveertjes.

Hoe schrijf je de met hoofdletters geschreven persoonsvormen?


7.

Wat is waar over deze zin?

Dit liedje is fantastisch.


8.

Wat is in deze zin een bijwoordelijke bepaling?

Om vijf uur zijn alle arbeiders klaar.


9.

Wat is waar over deze zin?

Mijn opa is bijna 20 jaar ouder dan jouw opa.


10.

Wat is waar over deze zin?

Jochem bleef de hele ochtend vervelend.


11.

Wat is waar over deze zin?

Het tv-programma ‘De nieuwe popster’ begint in oktober met een nieuwe serie afleveringen.


12.

Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp?

Ferdinand geeft Laurentien een bosje Hollandse tulpen.


13.

Wat is in deze zin het werkwoordelijk gezegde?

Ik heb hem per ongeluk meegenomen.


14.

Wat is in deze zin het naamwoordelijk gezegde?

Meilo bleef de hele ochtend vervelend.


15.

Wat is in deze zin het hulpwerkwoord?

De wetenschappers moeten erg voorzichtig zijn met radioactief materiaal.


16.

Lees onderstaande zin. Weet jij de persoonsvorm?

Heb jij een gouden horloge?


17.

Hoeveel telwoorden lees je in deze zin?

In deze kamer hebben vier prinsessen gelogeerd.


18.

Welke van deze woorden is een werkwoord?


19.

Lees eerst het verhaaltje.

Apen
1 Er zijn meer dan 180 soorten apen, verspreid over de hele wereld.
2 Alle apen hebben de volgende kenmerken: haarloos gezicht, platte vingers met nagels op het laatste kootje, driedimensionaal kijkvermogen en goed ontwikkelde hersenen.
3 Apen zijn erg intelligent.
4 Omdat ze goed in bomen moeten kunnen klimmen hebben ze een slank lichaam met weinig vetreserves.
5 Vandaar dat je geen apen in koude streken vindt, maar wel in de tropen en subtropen.
6 Ze eten meestal fruit, maar lusten ook wel insecten en hagedissen.
7 Apen leven in groepen, die geleid worden door een volwassen mannetje.
8 Alle andere dieren hebben ook hun eigen plaats in de groep.
9 Meestal leven ze een druk en speels leventje: zwemmen, in de zon zitten, en vooral elkaars vacht verzorgen, en knuffelen.

In zin 7 staat een deelwoord. Kies uit onderstaande antwoorden dit deelwoord.


20.

Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp?

De goochelaar geeft het jongetje een konijn.


21.

Wat is in deze zin het hulpwerkwoord?

Tim de Rottweiler wil nooit een beetje zwemmen.


22.

Lees onderstaande zin. Welke manier van verdelen is goed?

Ze brachten de man naar het ziekenhuis.


23.

Wat is waar over deze zin?

Jullie cadeautjes zitten nog in mijn koffer.


24.

Wat is het onderwerp van deze zin?

Ik lees liever boeken dan tijdschriften.


25.

Wat is waar over deze zin?

Welke jongen gaat vanochtend zijn verjaardag vieren?


26.

Wat is waar over deze zin?

Als de schoolbel rinkelt rent ze naar haar lokaal.


27.

Lees eerst het verhaaltje.

Leeuwen
1 Een volwassen mannetjesleeuw kan wel 175 cm lang worden en weegt 150 kilo.
2 Een leeuwin wordt niet zo groot, maar is even gevaarlijk.
3 Leeuwen hebben geen natuurlijke vijanden, behalve de mens dan.
4 Daarom noemt men ze ook wel `koning der dieren`.

Wat wordt bedoeld met het woord `ze` in zin 4?


28.

Wat is in deze zin het lijdend voorwerp?

Janneke koopt elke week minstens één tas.


29.

Hoeveel bepaalde lidwoorden tel je in deze zin?

De man negeerde het stopteken dat de politie hem gaf.


30.

Wat is in deze zin een bijwoordelijke bepaling?

Ken jij Derek toevallig?


Aanbevolen bij deze toets:

Leren en oefenen met ontleden voor groep 7 en 8

De Visual Steps-boeken

Direct aan de slag / Stap-voor-stapinstructies / Begrijpelijke inhoud