Skip to content

Oefenen met rekenen voor groep 6

Beantwoord de volgende 30 vragen en klik dan onder op de webpagina op Toets nakijken.

De toetsvragen:

1.

650 832
Hoeveel is de 5 in dit getal waard?


2.

66 300 + 900 =


3.

Zie je hoeveel geld Frans bij zich heeft?

Hij krijgt van de buurman er nog € 10 bij.
Daarna koopt hij iets voor € 1,50
Hoeveel geld heeft Frans nu?


4.

Hoe spreek je dit getal uit?
520 325


5.

80 x 11 =


6.

Welk getal zet je op de lege plaats?


7.

Rond af op hele euro’s.
€ 3,51 =


8.

Het televisieprogramma ‘Het Klokhuis’ duurt van 17.45 uur tot 18.00 uur.
Hoe lang duurt dit programma?


9.

4 x 8 = 16 + …


10.

7003 - 2085 =


11.

Afronden op een heel getal!
45,3 =


12.

Van welke reep of repen kun je  nemen?
Reep 1 Reep 2 Reep 3


13.

Zet de getallen in volgorde van klein naar groot.
Welk antwoord is goed?


14.

In het echt is een straat 100 meter lang. Je wilt een tekening maken van deze straat. Op de tekening wordt de straat 1000 keer zo klein als in het echt.
Wat is de lengte van de straat op de tekening?


15.

De lengte van een rechthoek is 4 cm en de breedte is 3 cm.
Wat is de oppervlakte van deze rechthoek?


16.

[1^2] is minder dan
 is meer dan
Wat vind je van deze uitspraken?


17.

5500 - 398 =


18.

Beer besteedt in 6 dagen 24 uur aan hockey. Elke dag hockeyt hij even lang.
Hoeveel uur besteedt hij aan hockey in 4 dagen?


19.

Janna gaat met 7 anderen mee op een groepsreis naar Israël. De hele groep betaalt € 9472.
Hoeveel betaalt Janna?


20.

De afstand tussen Malenstein en Nachtbrug is 90 kilometer. De sneltrein doet er 1 uur over.
Hoe lang is de trein onderweg als de afstand 60 kilometer is?


21.

Twee geldbedragen:
€ 1600,34 en € 5426,79
Wat is het verschil tussen de 3 uit het eerste en de 6 uit het tweede bedrag?


22.

Carlijne heeft 6 kilo suiker.
Hoeveel pond suiker heeft zij?


23.

Wat is waar over onderstaande afbeelding?


24.

 +  =


25.

480 = 10 x …


26.

Wat is waar?


27.

Welke breuk past bij dit plaatje?


28.

Schrijf op in cijfers…
Negenduizend zestien


29.

De omtrek van een vierkant op een foto is 8 cm. In het echt is de omtrek 200 keer zo groot.
Wat is de omtrek in het echt?


30.

De lengte van de bodem van een doosje is 800 mm en de breedte is 300 mm.
Wat is de oppervlakte van de bodem?


Aanbevolen bij deze toets:

Oefenen met rekenen voor groep 6

De Visual Steps-boeken

Direct aan de slag / Stap-voor-stapinstructies / Begrijpelijke inhoud